‘En jij wilt met een stempel van Armenië morgen naar Azerbeidzjan vliegen?’ De gids keek me aan alsof ik had voorgesteld in zwembroek de Himalaya te beklimmen. Ik knikte nietsvermoedend. ‘Haha,’ schaterde hij, ‘dan doen ze moeilijk hoor. Misschien word je wel opgepakt. Of apart gezet. Veel plezier!’ Daar stond ik dan. Spontaan op dagtrip in Armenië. Een leuk idee — totdat ik me herinnerde dat ik de volgende ochtend naar Azerbeidzjan zou vliegen. Twee landen die elkaar al decennialang naar het leven staan. De grens is gesloten, de spanningen voelbaar. En een simpele stempel? Die kan al genoeg zijn om je verdacht te maken. En laat ik die nou net trots in mijn paspoort hebben laten zetten.
Ik had me natuurlijk beter kunnen inlezen, maar het spontane won. En eerlijk is eerlijk: ik wilde iets vieren. Mijn vijftigste land. Een symbolische mijlpaal. Alleen wist ik nu ineens niet zeker of ik het vliegtuig überhaupt in zou komen. Of eruit. Terug in Tbilisi, waar mijn reis begon, begon de twijfel. Wat als ze me vasthouden? Wat als ik vragen moet beantwoorden over iets waar ik niets mee te maken heb? Is een getal het waard? Toch wist ik het antwoord al. Ik doe dit niet om af te vinken. Ik doe dit omdat elk land, elke stap, me dichter bij mezelf brengt. Ook als het spannend is. Juist dan.
Het was nieuwjaarsdag. Ik had een week gepland voor Georgië en Azerbeidzjan — twee landen die voor een klein deel in Europa liggen en dus op mijn lijstje staan. Toen ik de dagtrip naar Armenië zag, leek dat me een mooie kans. Ik had me maandenlang voorgesteld dat New York mijn vijftigste land zou worden, maar door deze spontane actie werd het toch Azerbeidzjan. Na die mooie dag in Armenië, en het ongemakkelijke lachje van de gids, besloot ik toch te gaan. Want stel dat het gewoon lukt. Dan heb ik een verhaal.
Ik ging extra vroeg naar het vliegveld. De hele nacht had ik mogelijke vragen en antwoorden in mijn hoofd herhaald. Screenshots gemaakt van mijn verblijf en mijn route. Alles om aan te tonen dat het echt om een dagtrip ging. Bij de douane overhandigde ik mijn paspoort aan een vrouw achter het loket. Ze keek streng en begon langzaam te bladeren. Ze scande het paspoort en bleef lang stil. Minuten leken voorbij te kruipen. Zou dit een test zijn? Moest ik iets zeggen? Ik hield mijn mond en bleef kalm staan. Uiteindelijk zette ze een stempel. Geen woord, geen blik. Gewoon: doorlopen. De eerste barrière was genomen.
Tijdens de vlucht, die maar een uurtje duurde, bleef dat ongemakkelijke gevoel in mijn buik zitten. Wat als het daar wél misgaat? Waar zou ik dan heen moeten? Ik stapte uit het vliegtuig en ademde diep in. In de rij voor de douane voelde alles trager gaan. Toen ik aan de beurt was, keek de man me vriendelijk aan. Hij vroeg: ‘Ben jij profvoetballer?’ Ik moest lachen. ‘Nee, helaas niet.’ Hij bladerde door mijn paspoort, stopte bij de stempel, en hield het even omhoog. Ik legde uit dat ik voor een dagtrip naar Armenië was geweest. Net toen ik mijn mobiel wilde pakken om het te laten zien, zette hij een stempel. Geen discussie. Welkom in Azerbeidzjan.
Ik vierde het met een goed diner en een fles champagne voor mezelf. Niet alleen omdat het gelukt was. Maar omdat ik wist: ik ben op de helft. Vijftig landen. Vijftig keer een grens over — letterlijk en figuurlijk. Daar hangen dan vijftig onzichtbare trofeeën. Geen prijzenkast. Wel een rijk archief van ervaringen, herinneringen, overwinningen en momenten waarop het net mis leek te gaan.
“Ik reis niet alleen om ergens te zijn. Ik reis om te worden wie ik in essentie al ben.”
En dat brengt me hier. Aan het einde van dit deel van het boek. Maar niet aan het einde van de reis. Want wat begon als een verzameling landen is uitgegroeid tot een manier van leven. Reizen is voor mij geen vlucht of projectie meer. Het is thuiskomen bij mezelf. Steeds weer. Elke plek laat me iets zien. Niet alleen van de wereld, maar ook van wie ik ben. Soms in chaos, soms in stilte. Soms met een glimlach aan een grens, soms met klamme handen voor een hokje. En toch: altijd met open ogen. Ik reis niet alleen om ergens te zijn. Ik reis om te worden wie ik in essentie al ben. En precies dat maakt het waardevol. Want onderweg zijn is voor mij niet iets tijdelijks. Het ís het leven. En ik weet inmiddels: je hoeft niet altijd zeker te weten waar je uitkomt. Als je maar durft te gaan.
					
0 reacties