Er zijn van die reizen die je altijd bijblijven. Niet door grote gebeurtenissen, maar door een opeenstapeling van kleine momenten die, samen, iets groots zeggen. Zo ook mijn reis door Albanië, Kosovo en Noord-Macedonië. Drie landen, drie dagen, drie keer een ander gevoel.
Ik begon in Tirana, de hoofdstad van Albanië. De stad voelde een beetje als een mix van alles: Sovjetblokken naast kleurrijke flats, druk verkeer, chaotische pleinen, maar ook moderne cafés en jonge mensen op elke straathoek. Het had iets levends, iets onafs. En toch — vanaf het moment dat ik aankwam bij mijn hostel, voelde ik me er niet prettig. Het was meer een herberg dan een hostel, en soms weet je het gewoon: dit wordt hem niet. Dus boekte ik, na een dag door Tirana te hebben gedwaald, een hotelkamer voor mezelf. Het bleek een half uur lopen van de herberg vandaan. Geen probleem, dacht ik. Tot ik me later realiseerde dat mijn ophaallocatie voor de komende dagtochten nog steeds de herberg was. Elke ochtend dus twee keer een half uur lopen, in het donker, met mijn dagrugzak. Ik moet er nu nog steeds om lachen.
De eerste dagtrip ging naar Kosovo. Ik werd opgehaald met een auto waarin al twee jongeren zaten. Eén bleek de gids, de ander gewoon zijn studievriend. Ze deden dit erbij, om wat geld te verdienen. Ik dacht eerst dat ik in een groep terecht was gekomen, maar het werd al snel duidelijk: ik was de enige toerist. Acht uur lang, samen in een auto. Dat voelde in het begin ongemakkelijk. Alsof ik per ongeluk een privéexcursie had geboekt zonder het te weten. Toch liet ik niets merken. We bezochten drie steden, waaronder Pristina, de hoofdstad. Pristina voelde als een stad in opbouw. Nieuwe gebouwen schoten de lucht in, maar daartussen stonden nog ruïnes van het verleden. Mensen keken vriendelijk, maar ook een beetje verbaasd dat ik er was. Toerisme is hier nog geen vanzelfsprekendheid. Juist dat maakte het zo bijzonder.
De dag erna ging ik mee met een andere tour. Bestemming: het meer van Ohrid in Noord-Macedonië. Tot nu toe misschien wel mijn leukste dagtrip ooit. We vertrokken met z’n drieën: de gids, een vrouwelijke toerist uit Cyprus en ik. De gids was vriendelijk, grappig en vooral heel open. En hij had duidelijk een oogje op de vrouw naast me. Terwijl hij ons interessante dingen vertelde over de regio, probeerde hij op subtiele — en soms iets minder subtiele — wijze indruk op haar te maken. Ik zat er met een glimlach tussenin.
Het meer van Ohrid was prachtig. Diepblauw water, met bergen die uit het niets oprezen. Kleine kerkjes op de kliffen, vissersbootjes die dobberden in het licht van de namiddagzon. Alles ademde rust. We hebben geluncht aan het water, met uitzicht op een panorama dat eigenlijk geen woorden nodig had.
Op de heenweg kregen we geen stempel. Misschien omdat we met een georganiseerde tour reden, of omdat de douanier z’n dag niet had. Op de terugweg vroeg ik de gids of hij wilde proberen of ik er toch eentje kon krijgen. ‘Zeg maar dat ik ze tien euro geef,’ grapte ik. De gids lachte: ‘Jij wilt de douane omkopen?’ Maar hij deed z’n best. De douanier bladerde door mijn paspoort, zag ‘Nederland’ staan en riep: ‘Oh, from the Netherlands?’ En even later: klats. Stempel erin. Geen idee waarom het nu ineens wel mocht. Maar ik had ‘m — missie geslaagd. Op de terugweg kwamen we in een gigantische file terecht. Letterlijk uren stilgestaan. Maar het werd geen moment saai. We deelden verhalen, stelden vragen, lachten veel. En ik — die altijd dacht dat mijn Engels niet voldoende was — redde me er prima doorheen. Veertien uur onderweg geweest, en ik had me geen moment ongemakkelijk gevoeld.
Misschien was dat de les van deze reis. Dat ongemak niet altijd vermeden hoeft te worden. Dat het soms vanzelf verdwijnt zodra je jezelf toelaat om er even in te blijven. En dat een dagtrip meer kan zijn dan een mooie bestemming. Het kan ook een onverwachte oefening zijn in jezelf laten zien, in contact leggen, in durven zijn waar je bent. Niet perfect, maar echt.
“Soms verdwijnt ongemak niet door te vluchten, maar door te blijven.”
					
0 reacties