Met een goede vriend — zo’n vriend die je niet vaak ziet, maar met wie het altijd meteen goed is — had ik een paar dagen Bilbao gepland. We reizen eens in de zoveel tijd samen, zonder vaste patronen of plannen. Meestal is het simpel: een stad, wat wandelen, wat eten, een gesprek dat nergens heen hoeft. Dit keer werd het de grootste stad van Baskenland. We besloten het rustig aan te doen. Geen to-do-lijst, geen haast. Gewoon samen zijn, een beetje dwalen door de stad, en natuurlijk het stadion van Athletic Bilbao meepakken.
Wat me vanaf het eerste moment opviel, was de ontspannen sfeer in de stad. Die deed me denken aan Alicante: hetzelfde lichte gevoel, dezelfde traagheid zonder verveling. De terrassen zaten vol met mensen die nergens heen hoefden. Vanaf een uur of twaalf begonnen de eerste drankjes te verschijnen, en langzaam trok iedereen van bar naar bar om pintxos te halen — kleine, rijk belegde hapjes op brood. We pasten ons moeiteloos aan. Terwijl we de stad verkenden, namen we de tijd om hetzelfde te doen als de locals: zitten, proeven, kijken, praten. Zonder doel, maar vol beleving.
Het verschil tussen hier en thuis was direct voelbaar. In Nederland lijkt alles efficiënt en functioneel te moeten zijn. Een terras is vaak een pauze tussen afspraken, een maaltijd iets wat je ‘even doet’. Hier was het leven zelf de afspraak. Niet de uitzondering. En wat me misschien nog wel het meest opviel: hoe natuurlijk het me afging om me aan dat ritme aan te passen. Hoe weinig ik hoefde af te schudden om in die rust mee te bewegen. Alsof mijn lijf het al kende, maar het hier pas weer durfde te volgen.
In mijn dagelijks leven merk ik hoe vaak ik blijf doorgaan, ook als het eigenlijk niet hoeft. Als ik bijvoorbeeld twee dagen vrij ben en iemand vraagt of ik een extra dienst wil werken, zeg ik vrijwel nooit nee. Er zit altijd een soort plicht in me, een drang om beschikbaar te zijn. Ik zeg vaak: ik ben liever een half uur te vroeg dan één minuut te laat. Maar als ik dan toch eens te laat kom — om welke reden dan ook — voel ik me ongemakkelijk. Alsof ik de orde verstoor.
We gaan in Nederland van afspraak naar afspraak, we vullen onze dagen strak in, maar we vergeten soms — zoals de mensen in Bilbao me lieten zien — dat rust ook onderdeel mag zijn van het leven. Niet als beloning, maar als voorwaarde. Even gas terug in een samenleving die voortdurend versnelt. We verdienen het om af en toe stil te staan. Niet pas als het moet, maar juist zolang het nog mag.
“Niet dat ik iets bijzonders heb gedaan — maar dat ik heb gevoeld hoe het ook kan.”
Ik probeer die balans steeds meer te vinden. Tussen inspanning en ontspanning, tussen moeten en mogen, tussen haast en aanwezigheid. En eerlijk gezegd: ik word daar steeds beter in. Misschien is dat wel de grootste winst van deze reis. Niet dat ik iets bijzonders heb gedaan — maar dat ik heb gevoeld hoe het ook kan. En als ik later terugkijk op mijn leven, dan hoop ik niet trots te zijn op hoe druk ik het had. Maar op de momenten dat ik het lef had om het even níét te hebben.
					
0 reacties