25. Waar taal tekortschiet

Deel I | 0 Reacties

Er zijn plekken waar je binnenkomt met woorden, maar vertrekt in stilte. Plekken die je niet bezoekt om iets moois te zien, maar om iets zwaars te dragen. Waar je pas echt aanwezig bent als je ophoudt met denken. Alsof zelfs je gedachten even hun hoofd buigen. Ik wist dat deze dag anders zou zijn dan andere reisdagen. Niet luchtig. Niet vrijblijvend. Er lag iets op me te wachten dat niet in foto’s te vangen is. Iets waarvan ik vooraf al wist: dit zou geen herinnering worden, maar een afdruk.

Terugkijkend begon het allemaal nog gewoon, zoals zovele reizen. Ik was onderweg naar Krakau – een stad die al een tijd op mijn lijst stond vanwege haar sfeer, geschiedenis en charme. Als kind was ik al gefascineerd door boeken over de Tweede Wereldoorlog. Niet uit sensatie, maar vanuit een diep verlangen om te begrijpen wat eigenlijk niet te begrijpen is. In de maanden ervoor bezocht ik ook de kampen van Amersfoort en Vught. Niet omdat ik dacht dat ik me kon voorbereiden, maar omdat ik het gevoel had dat ik er niet zomaar naartoe kon zonder iets van achtergrond of stilte vooraf.

De eerste twee dagen in Krakau bracht ik door in een stad die zich niet opdringt, maar zacht op je inwerkt. Er hing iets sprookjesachtigs in de lucht. Op het grote plein speelde iemand accordeon, de muziek dwarrelde mee met het licht. Met die klanken erbij voelde het even alsof ik in een andere tijd liep. Ik slenterde door smalle straatjes, langs kleurrijke gevels en oude kerken. Af en toe een hapje, een drankje. Gewoon lopen, kijken, stilstaan. Krakau is een stad waarin je langzaam beweegt. ’s Avonds at ik in een restaurant met kaarsen op tafel en een houten vloer die kraakte bij elke stap. Er hing een kalmte die je zelden in een stad voelt. Een soort stil respect. Misschien juist omdat iedereen hier weet wat er niet ver van deze plek is gebeurd.

De dag daarna vertrok ik met de bus. Naar een plek waar je eigenlijk niet naartoe wílt, maar waarvan je voelt dat je er moet zijn geweest. Ik was zenuwachtig. Het idee alleen al – om straks te staan op grond waar zoveel gruwelijkheden plaatsvonden – voelde onwerkelijk.

Bij de poort aangekomen, met bovenin die bekende woorden ‘Arbeit macht frei’, werd alles ineens echt. Ik had die zin al zo vaak gezien in boeken en documentaires. Maar hem daar in het echt lezen, als toegang tot de werkelijkheid van toen… dat was anders. Ik liep over de binnenplaats, door de cellen, langs de oorspronkelijke crematoriumoven. Veel was nog origineel, al waren sommige delen gerestaureerd om instorting te voorkomen. In de vitrines lagen koffers, haren, kledingstukken. Het besef dat dit van echte mensen was – dat dit hun laatste spullen waren – kwam hard binnen. Niet als een schok, maar als een koude, stille golf.

“De stilte daar was zwaarder dan stilte.”

Bij de Dodenmuur, tussen Blok 10 en Blok 11, bleef ik staan. De stilte daar was zwaarder dan stilte. Alsof de stenen het zich nog herinneren. De gids vertelde hoe mensen niet durfden te vluchten, omdat dat zou betekenen dat anderen als vergelding zouden worden doodgeschoten. Alsof jouw vrijheid het leven van een ander zou kosten. Of misschien precies daarom.

We liepen door naar Birkenau. De gaskamers en crematoria daar waren opgeblazen door de nazi’s in 1945, maar de ruïnes lagen er nog. Zwaar en stil. Ik kreeg rillingen over mijn rug. Langs het spoor waar mensen binnenkwamen, stond het internationaal monument voor de slachtoffers. En daar, tussen het puin, de stenen, de wind die langs de hekken gleed, stond ik. Niet als toerist. Niet als getuige. Maar gewoon… stil.

Er zijn plekken die je niet bezoekt om te begrijpen, maar om te voelen dat je het niet kunt begrijpen. Je komt er niet vandaan met antwoorden, maar met een andere stilte dan waarmee je kwam. Niet leeg, maar zwaarder. Gelaagder. Alsof je een stukje van de zwaarte mee naar buiten draagt — niet als last, maar als herinnering aan wat niet vergeten mag worden.

“Er zijn plekken die je niet bezoekt om te begrijpen, maar om te voelen dat je het niet kunt begrijpen.”

Wat me het meest raakte, was niet één beeld of feit. Het was het besef dat deze plek echt was. Geen geschiedenisboek. Geen reconstructie. Gewoon… echt. En dat het kwaad dat hier heeft rondgelopen, begon bij iets alledaags: angst, macht, ontmenselijking. Geen monster, maar een proces. Misschien is dat de werkelijke reden waarom ik hierheen moest. Niet om de geschiedenis te zien, maar om mezelf eraan te herinneren hoe belangrijk het is om mens te blijven. Juist in de kleine dingen. Juist wanneer het moeilijk wordt.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *