Het leek me leuk om eens op één dag op en neer te gaan — met het vliegtuig. Gewoon, voor de ervaring. Londen leek me daar perfect voor: relatief dichtbij, goed bereikbaar en altijd levendig. Ik zou ’s ochtends aankomen en begin van de avond weer terugvliegen. Van tevoren had ik een wandelroute uitgestippeld: zes uur wandelen langs de grote bezienswaardigheden, en dan weer op tijd naar het vliegveld. Efficiënt. Zoals ik het graag zie.
Ik vloog naar Stansted Airport en nam vanaf daar de trein naar het centrum — een rit van ongeveer een uur. Toen ik het station uitliep, zette ik meteen koers richting de London Bridge. Vanaf daar wandelde ik langs de London Eye en de Big Ben. Onderweg maakte ik foto’s van een rode dubbeldekker en een iconische telefooncel — alles wat typisch Londen is.
Via Westminster liep ik door naar Buckingham Palace, waar ik precies op tijd was voor de wisseling van de wacht. Opvallend hoe gedisciplineerd het eraan toe ging. Een vrouwelijke politieagente hield rustig tientallen mensen tegen terwijl de wacht passeerde. Iedereen bleef keurig staan wachten. In Nederland zouden mensen waarschijnlijk allang zijn doorgelopen — misschien zelfs mopperend of met een opmerking naar de politie. Hier werd er hooguit wat gepraat over het weer. Typisch Brits.
Via Oxford Street liep ik langzaam terug richting het treinstation. Mijn benen begonnen het inmiddels te voelen, maar ik had genoten. Alles op één dag, in een razend tempo, en toch voelde het als een complete reis. Londen in zes uur. Geen seconde verspild.
“Londen in zes uur. Geen seconde verspild.”
Op het vliegveld was ik keurig op tijd. Na de douane had ik zelfs nog twee uur over om rustig een drankje te doen. Alles onder controle. Dacht ik.
Er werd omgeroepen dat de gate open was. Ik sloot aan in de rij, samen met flink wat andere Nederlanders. Vooraan zag ik iemand in discussie met het personeel, maar ik kon niet goed verstaan waar het over ging. Even later liep hij langs de rij terug — tegen de stroom in. Vreemd.
Toen ik aan de beurt was, vroeg de medewerker of ik een officiële coronatest kon laten zien. ‘Ik vlieg terug naar Nederland,’ zei ik. ‘Mijn thuisland. Ik wist niet dat ik daarvoor een test nodig had.’ De medewerker wees naar een ruimte nét na de douane waar testen mogelijk was geweest. Maar het was te laat. Ik mocht niet mee. En ik was niet de enige. Een stuk of vijftien andere Nederlanders stonden met hetzelfde probleem.
Lichtelijk in paniek probeerde ik logisch te blijven. Een extra dagje Londen zou geen ramp zijn, maar ik moest de volgende ochtend vroeg weer aan het werk. Ik checkte snel de website en zag dat er twee uur later nog een vlucht naar Amsterdam ging. Wat een opluchting. Er was nog een kans.
Ik liet meteen een test doen — negatief. De test kostte me wel veertig pond. Daar zullen ze flink aan verdiend hebben. Maar goed, ik kon tenminste op tijd naar huis.
Ik had nog alle tijd, dus ik haalde een koffie en ging zitten. Even bijkomen. Terwijl ik mijn beker vasthield, keek ik voor de zekerheid nog eens naar mijn net geboekte ticket. Shit. Op het ticket stond: London Luton Airport. Een ander vliegveld dus.
Wéér paniek. Maar ik kon mezelf vrij snel herpakken. Bij de balie vroeg ik hoe lang het duurde om naar Luton te rijden. ‘Een uur,’ zei de medewerker. Als alles mee zou zitten, zou ik daar dus precies op tijd zijn om mijn vlucht te halen. Ik besloot het erop te wagen. Voor een flinke prijs regelde ik een taxi.
Gelukkig — ik haalde het. Op Luton stond ik netjes in de rij, testbewijs in de hand. Klaar voor controle. Wat denk je? Niemand vroeg ernaar. Iedereen mocht gewoon doorlopen. Maar hé — ik was op tijd thuis. En weer een avontuur rijker.
“Op het ticket stond: London Luton Airport.”
					
0 reacties