Eindelijk kon het hoge woord eruit. Na zeven jaar ploeteren, twijfelen, uitstellen en weer doorgaan, was het zover: ik studeerde af. HBO Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, check. Certificaat GGZ-agoog, dubbelcheck. Geen vlag uit het raam, geen overdreven euforie — wel een zucht van pure opluchting.
En nee, dat ging niet vanzelf. Ik heb vaak op het punt gestaan om te stoppen met mijn opleiding. Want leren? Vond ik drie keer niks. Ik kon redelijk scoren op tentamens en verslagen, maar het afstudeeronderzoek… dat was een ander verhaal. Veel te veel formeel gelul, veel te weinig ik.
Toch bleef ik doorgaan. Soms met hulp van anderen. Soms omdat ik het niet over mijn hart kon krijgen om alles voor niks te laten zijn. En daarbij — als ik alle OV-kosten terug zou moeten betalen die ik voor mijn reisjes door Nederland had gemaakt… laat staan m’n studieschuld. Dan zou stoppen wel héél pijnlijk worden. En ergens diep vanbinnen wist ik ook: ik ben er bijna.
Al werkte ik ondertussen al in de psychiatrie — op een open afdeling, tussen mensen met verhalen waar je stil van wordt. Daar voelde ik me thuis. Niet tussen de voetnoten. Ik wilde altijd al de zorg in. Omdat ik het mooi vind om mensen in hun meest kwetsbare momenten bij te staan. Niet om ze te redden, maar om er even naast te lopen. Om samen te kijken welke kant op. En ja, ik draag iets bij — maar uiteindelijk doen mensen het zélf. Dat is het mooie. De kracht die terugkeert, de stappen die ze weer durven zetten. Dat raakt me, elke keer weer.
En toen was het klaar. Diploma binnen, laptop dicht. Geen fanfare, geen champagne, wel een enorme opluchting. Ik ben zelfs niet naar mijn diploma-uitreiking geweest. Ik ben speciaal naar school gegaan, heb een handtekening gezet en mijn diploma in ontvangst genomen. Een foto van de ondertekening heb ik zelfs geweigerd.
Twee weken later stond ik in Athene. Ik liep uit het metrostation. Geen idee waar ik was, geen plan. Gewoon rechtdoor. Straten in, heuvel op, heuvel af. Het was warm, maar de stad voelde licht. Alsof ze niks van me wilde, alleen dat ik er was.
Op een gegeven moment liep ik een park in. Overal grote planten, kronkelpaadjes en vergezichten tussen de bomen door. En daar was-ie ineens: een steile weg omhoog. Ik wist niet waar die naartoe leidde, maar iets in mij zei: ga. Dus ik ging.
“Je hoeft niet altijd te weten waar je naartoe gaat. Als je maar blijft bewegen.”
Bovenaan wachtte geen diploma. Geen handtekening. Geen foto. Maar uitzicht. Over de stad. Over het pad dat ik had gelopen. Over mezelf. Ik besefte daar: je hoeft niet altijd te weten waar je naartoe gaat. Als je maar blijft bewegen. Als je maar durft te klimmen, ook als je nog geen idee hebt wat er boven is.
En als je doorgaat, kan het uitzicht schitterend zijn. Ik had uitzicht over de hele stad en de Acropolis op de berg. Naast mij bewoog de schaduw van de Griekse vlag zachtjes over de stenen. Mijn reis kon beginnen.
					
0 reacties