Na mijn enige en laatste ervaring in het hostel had ik mezelf voorgenomen dit nooit meer te doen. Luxemburg stond als volgende stedentrip op de planning. Ik koos voor zekerheid: een hotelkamer, helemaal voor mezelf. Gewoon een eigen plek met een bed, een badkamer en een deur die dicht kon. Dat alleen al voelde als luxe. Ik besloot met de trein te gaan – Luxemburg lag tenslotte om de hoek. Via België kwam ik uiteindelijk aan in Luxemburg-stad, een oude vestingstad gebouwd op een rots met een diepe vallei eromheen. Op sommige plekken had je een adembenemend uitzicht op het ravijn – ruig, stil en indrukwekkend. Toen ik door die vallei liep, kwam ik langs een waterval. Daar, tussen het groen en de stenen, stond ik even stil. Zo’n plek waar je zonder filter al een ansichtkaart zou kunnen schieten. Het water kletterde omlaag, terwijl de stad hoog boven me uittorende. Het voelde alsof ik me in twee werelden tegelijk bevond: de stilte van de natuur beneden, en de bedrijvigheid van de stad daarboven.
“Misschien had ik die ruimte niet alleen nodig om te slapen, maar vooral om op adem te komen.”
De smaak van het reizen begon te groeien. Voor de maand erop plande ik een trip naar Cardiff. Ik had mooie verhalen gehoord over Wales en was benieuwd naar het land. Dit keer boekte ik een kamer in een gasthuis, net buiten de stad, in een typische Welshe buurt. Tot mijn verrassing had ik niet alleen een kamer, maar het hele huis voor mezelf. Niemand was thuis, de andere kamer bleef leeg. Het regende drie dagen lang. Maar hoe kan het ook anders, in Wales? Door het natte weer kleurde alles frisgroen en stond de natuur volop in bloei. Ik merkte dat ik daar blij van werd. Alsof het groen de regen overnam. En eerlijk: ik vind het nooit erg om nat te worden. Regen hoort erbij. Het heeft iets zuiverends, iets dat het landschap én mijzelf schoonspoelde.
Ik bezocht historische gebouwen, liep door bossen en over heuvels, en liet me verrassen door de rust van het landschap. Soms dacht ik dat de regen mij meer vertelde dan de gebouwen die ik bezocht. Het leerde me geduld en overgave: je kunt je verzetten tegen het weer, of je laat het simpelweg toe. In dat natte Wales koos ik voor het laatste.
Of ik nou in een hotel sliep, een gasthuis of zelfs in een huis waar niemand thuis was, ik begon te merken dat ik het prettig vond om een plek voor mezelf te hebben. Mijn eigen bed, mijn eigen badkamer. Een plek om me terug te trekken, waar ik niemand zag en niemand mij zag. Misschien had ik die ruimte niet alleen nodig om te slapen, maar vooral om op adem te komen. Om op te laden. Even niets hoeven. Geen gesprek, geen planning. Alleen zijn met mezelf. Het gaf me rust en een gevoel van veiligheid.
Ik bleef binnen mijn comfortzone. En dat voelde goed. Misschien zelfs iets té goed. Want tja… in het volgende hoofdstuk slaap ik namelijk gewoon weer in een hostel.
					
0 reacties