37. De top die ik niet haalde

Deel I | 0 Reacties

“Lenn, wakker worden. Word wákker!” Er werd hard op mijn deur geklopt. Ik schrok. Wat was er aan de hand? Ik lag eigenlijk al een half uur wakker. Mijn eerste nacht in Nairobi, en ik hoorde de hele tijd iets lopen. Buiten wisten we dat er wilde dieren rondliepen, maar dit klonk… dichtbij. En ik wist zeker dat we alle deuren goed hadden afgesloten. Mijn klamboe hing om me heen, ik had al een paar keer met mijn zaklamp uit het raam geschenen, maar ik zag niets. Toch bleef ik horen dat er iets liep. Omdat het mijn eerste nacht daar was, durfde ik mijn deur niet te openen. Wat als er een wild dier binnen was gekomen? Mijn vriend appen — die in de kamer naast me lag — leek me niet handig. We moesten zuinig zijn op onze nachtrust, we zouden de komende vijf dagen een berg beklimmen. Dus ik besloot m’n oordoppen in te doen. Ik was veilig, de deur zat dicht.

Tot ik door de oordoppen heen zijn stem hoorde. “Lenn! Wakker worden, het is tijd!” Ik riep dat ik eraan kwam, pakte onderweg mijn telefoon en keek hoe laat het was: twee uur ’s nachts. Ik opende de deur en keek hem slaperig aan. “Waarom maak je me nú al wakker?” Hij stond daar al aangekleed, fris gedoucht, klaar om te vertrekken. “Het is half zeven,” zei hij, terwijl hij zijn mobiel liet zien. Maar mijn tablet gaf twee uur aan. De wereldklok? Ook twee uur. Zijn telefoon had zich niet aangepast aan de lokale tijd. We schoten in de lach. Hij dacht dat het tijd was om te gaan klimmen. Ik dacht dat er een beest in mijn kamer liep. We doken ons bed weer in en gaven ons over aan de rust die we nog even hadden.

De volgende ochtend stonden we wél op het juiste tijdstip op. Een taxi bracht ons in drie uur naar het startpunt van onze klim. Toen we daar aankwamen, stonden er vijf mensen op ons te wachten: een gids, een kok, twee dragers voor onze rugzakken, en nog iemand voor het overige materiaal. Wij dachten dat we gewoon met een gids omhoog zouden gaan. Maar blijkbaar was dit hoe het hier ging: jij klimt, zij zorgen. Wij droegen alleen een klein rugtasje met wat essentials: water, zaklamp, tandenborstel, zonnebrand. De rest werd geregeld.

We begonnen bij het officiële startpunt. Niet veel verder kwamen we langs een bord: we stonden precies op de evenaar. Toch een mooi moment. Die eerste tocht was ongeveer achttien kilometer — prima te doen. Het kamp was primitief: bedden, een gat als toilet, water dat stroomde. Maar het uitzicht bij zonsondergang maakte alles goed. We sliepen met onze kleding aan, het tochtte aan alle kanten, maar het was genoeg. Voor nu.

De volgende dag was de route korter, maar de klim steiler. Al vrij snel kreeg ik hoofdpijn. Misschien te weinig water, misschien de hoogte. In het kamp bleef de pijn aanhouden. Onze gids raadde het sterk af om door te gaan. Ze hadden hier eerder mensen per helikopter moeten evacueren. Ik baalde. De top lonkte al zolang. Maar ik luisterde. Mijn vriend ging wel verder — hij haalde de top, door weer en kou, en kwam terug met foto’s van een grijsblauwe horizon, wolken onder je voeten. Zelf liep ik die dag in mijn eentje terug naar het eerste kamp. De hoofdpijn werd minder. De teleurstelling ook. Soms is grenzen bewaken belangrijker dan grenzen verleggen. De ervaring zelf was al groots genoeg.

“Misschien is de echte top niet de hoogste piek, maar dat je leert om ook daar te landen waar je niet gepland had te zijn.”

Na de berg zochten we rust. Eerst in een kleinschalig resort aan het strand, waar we met een tuctuc naartoe werden gebracht. Je hoorde de zee ruisen in de verte, je voelde de warme wind door je kleren, en alles ging vanzelf een tandje lager. Daarna begonnen we aan het laatste deel van de reis: een verblijf diep in de savanne. Drieënveertig kilometer over zandpaden, langs dorpjes en uitgestrekte vlaktes. We kwamen aan bij een resort zonder hekken of grenzen. Geen poort, geen muur. Alles liep in elkaar over: het verblijf en de wildernis eromheen.

’s Avonds zaten we met een drankje onder een sterrenhemel die nergens door werd verstoord. En de natuur? Die liet zich zien. Zebra’s trokken voorbij in de verte. We zagen hyena’s, krokodillen, zelfs een groep apen die ’s ochtends brutaal over het terrein liep. Het was rauw, levendig en echt. Niet ín de natuur, maar mèt de natuur. Geen glas tussen ons en het leven daarbuiten. Alleen lucht, aarde en tijd.

Misschien is dat wel wat deze reis me het meest liet voelen: dat controle overschat wordt. Plannen verschuiven, tijden kloppen niet, hoofdpijn beslist soms de route, en het leven gaat gewoon door. Het hoeft niet strak geregeld te zijn om betekenisvol te zijn. De top die ik niet haalde, het gebonk op de deur midden in de nacht, de onverwachte ontmoeting met een zebra op het pad — ze horen er allemaal bij. Misschien is dat vrijheid. Niet dat alles volgens plan verloopt, maar dat je blijft bewegen, openstaat, buigt waar nodig, en toch blijft genieten. Misschien is de echte top niet de hoogste piek, maar dat je leert om ook daar te landen waar je niet gepland had te zijn.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *