Tot dan toe waren al mijn reizen binnen Europa gebleven. Steden, grenzen, bekende luchthavens. Alles vertrouwd, overzichtelijk, veilig. Maar deze keer was anders. Deze keer vloog ik écht ver weg. Over de Atlantische Oceaan, naar Mexico. Mijn eerste stap buiten het continent waar ik alles kende. En ik voelde het meteen. In de spanning voor vertrek. In het tijdsverschil. In mezelf.
Elf uur vliegen, vier films, twee maaltijden en één slapend hoofd later stond ik in de vochtige warmte van Midden-Amerika. De geur van kruiden in de lucht. Palmbomen langs de weg. Een ander ritme, een ander geluid. Alles voelde vreemd — en juist daarom zo levend. Mijn allereerste verre reis, en ik wist het vanaf het begin: dit is anders dan alles wat ik eerder deed.
Ik vond dat ik mezelf best een beetje luxe mocht gunnen en boekte een all-inclusive resort. Gewoon eens even nergens over nadenken. Eten wanneer je wilt. Een zwembad voor je deur. Af en toe iemand die vraagt of je nog iets wilt drinken. Een pauze van keuzes maken — dat op zichzelf is al een luxe.
Een paar uur zonnen aan het zwembad, met een cocktail in de hand, vind ik heerlijk. Maar daarna begint het te kriebelen. Dan wil ik iets doen. Iets zien. Iets voelen. Dus boekte ik een georganiseerde excursies. Zelf de stad uitgaan werd afgeraden — bij de ingang van het resort stonden gewapende beveiligers. Geen plek om zomaar de omgeving in te trekken, werd gezegd. En hoewel dat ergens ongemakkelijk voelde, paste het ook wel bij de wereld waar ik me ineens in bevond: rauwer, spannender, minder geregisseerd.
Ik ging op pad met een bus naar drie verschillende cenotes — natuurlijke waterbronnen die zijn ontstaan door ingestorte grotten, met kristalhelder water, vaak diep verborgen in het woud. Sommige open, als een turquoise krater in het groen. Andere half overdekt, alsof je een geheime tempel in zwemt. Ik sprong erin en voelde hoe koel het water was, en hoe stil het werd onder het oppervlak. Je voelt je klein in zo’n ruimte. Niet toerist, maar onderdeel van iets veel groters.
Ik bezocht ook een van de nieuwe wereldwonderen: Chichén Itzá, de beroemde Maya-tempel. Een plek die tegelijk toeristisch en indrukwekkend is. Iedereen maakt foto’s, maar als je even opzij stapt en je ogen sluit, kun je bijna de geschiedenis voelen ademen. Ik hou van plekken waar het verleden nog een beetje in de lucht hangt.
“Je bent daar, als mens, opeens een gast. In een wereld die niet de jouwe is.”
En toen ging ik duiken. Als complete leek. Eerst oefenen in het zwembad, ademhalen via de slang, rustig blijven. En daarna: de zee op. Een boot bracht ons ver van de kust. Daar gingen we onder. Twaalf meter diep. Het was prachtig. Stil. Gewichtloos. Maar ook: confronterend. Je bent daar, als mens, opeens een gast. In een wereld die niet de jouwe is. Elke ademhaling hoor je. Elke beweging telt. En dat besef — dat je in die stilte leeft, afhankelijk van je uitrusting en je rust — is zelden zo helder.
Je leert veel op reis, ook als je het niet zoekt. Dat vrijheid niet alleen zit in waar je bent, maar in hóe je aanwezig bent. Dat stilte soms dieper klinkt dan woorden. En dat een paar meter onder water je dichter bij jezelf kan brengen dan je ooit had gedacht.
					
0 reacties