14. Trap naar boven, spiegel naar binnen

Deel I | 0 Reacties

Omdat vliegen tijdens de lockdown lastig was, besloot ik met de trein naar België te gaan. Via Maastricht kwam ik terecht in Luik. Ik had gelezen over een trap die tot de top tien van de meest bijzondere trappen ter wereld behoort. Die wilde ik weleens beklimmen. En daarna? Mezelf trakteren op — uiteraard — een Luikse wafel.

Eenmaal aangekomen bij de trap zag ik een indrukwekkend steile rij van maar liefst 374 treden. Zo sportief als ik dacht te zijn, liep ik direct naar de voet van de trap. Wat een hoogte. Mensen wandelden omhoog, zaten halverwege uit te rusten, of — tot mijn verbazing — renden de trap zelfs op. Dat leek me wel wat. Ik besloot: ik ga ‘m in recordtempo omhoog rennen.

Aan hardlopen heb ik nooit gedaan. Ik kijk altijd met bewondering naar mensen die dat wel doen, maar voor mij is het simpelweg nooit een hobby geweest. Toch dacht ik: deze trap kan ik wel even nemen, flink tempo erin, klaar.

Ik nam nog een slokje water, keek omhoog en zette de eerste stap. Trede voor trede begon ik te rennen. Bij trede twintig voelde ik het al in mijn benen. Mijn ademhaling werd zwaarder. ‘Even doorbijten,’ dacht ik. Bij trede dertig werd het lastiger. En rond de veertig was ik compleet buiten adem. Op dat moment werd ik ingehaald door een hardloper — een soort levend contrast. Waar hij soepel langs me gleed, stond ik puffend stil.

Na een paar minuten uithijgen besloot ik dan maar rustig verder te lopen. Zelfs dat ging moeizaam; mijn benen voelden zwaar en mijn ademhaling kwam maar langzaam tot rust. Het was een warme dag en ik zweette flink. Maar ik gaf niet op.

Hijgend en bezweet bereikte ik uiteindelijk de top. Eerst even zitten. Even niks. En toen ik weer op adem was, keek ik uit over de stad. Het uitzicht was het waard. Samen met anderen die de klim hadden gemaakt stond ik daar — ieder met zijn eigen tempo, zijn eigen verhaal.

Op de weg naar beneden wist ik één ding zeker: ik had iets verdiend. Een koud drankje. En een Luikse wafel. Want overschatting of niet — ik had het gehaald.

“Niet alles hoeft in één keer, niet alles hoeft snel. Soms kom je verder door adem te halen dan door door te denderen.”

Dat overschatten van mezelf, dat is trouwens een terugkerend thema in mijn leven. Ik denk vaak dat ik iets wel even kan, dat het wel meevalt. Tot ik halverwege hijgend tot stilstand kom en moet toegeven: dit is toch zwaarder dan gedacht. Maar misschien is dat juist het mooie aan zo’n klim — letterlijk én figuurlijk. Het herinnert me eraan dat ik niet altijd de controle heb, dat ik mag pauzeren, mag falen, en daarna alsnog boven kan komen. Niet alles hoeft in één keer, niet alles hoeft snel. Soms kom je verder door adem te halen dan door door te denderen. En bovenaan wacht dan niet alleen het uitzicht, maar ook een beetje meer begrip voor jezelf.

In het volgende hoofdstuk nog zo’n moment. Een spontane treinreis naar Duitsland — met nét iets te veel vertrouwen in mezelf, en nét iets te weinig in de regels.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *