13. Wat overblijft als alles stilstaat

Deel I | 0 Reacties

Tijdens de coronaperiode reisde ik — tegen de stroom in — tóch naar buiten. Niet massaal, niet ver, maar wel bewust. Ik bezocht vijf steden die normaal gesproken bruisen van het leven, maar waar nu een ongekende stilte hing: Reykjavík, Wenen, Praag, Genève en Bern. Allemaal verschillend, maar verbonden door dezelfde rust. Of leegte. Of allebei.

In Reykjavík waaide de wind hard door de brede straten. De lucht was ijzig, de horizon leeg. Geen toeristenbussen, geen drukke winkelstraten. Alleen die karakteristieke gekleurde huisjes, wat gesloten cafés en een besneeuwde stilte. Geen puffin, geen noorderlicht — alleen vier dagen die eigenlijk te kort waren, en tegelijk lang genoeg om te voelen hoe het is als alles even stilstaat. Ik ga zeker nog een keer terug om een rondreis door het hele land te maken. Én om eindelijk een puffin en het noorderlicht te zien.

In Wenen voelde het nog vreemder. Oostenrijk had vrijwel geen regels of maatregelen, maar toch was de stad volgens mij stiller en rustiger dan normaal. Mensen liepen zonder mondkapje en de winkels waren druk. Het was een gek contrast. In Nederland waren we al gewend aan afstand houden en mondkapjes dragen. Hier voelde ik juist weer even hoe vrijheid kan aanvoelen. En dat was eigenlijk best fijn.

Praag was misschien wel het meest sprookjesachtig. De lege Karelsbrug, de nauwe straatjes waarin je je eigen voetstappen hoorde weerklinken — het voelde alsof ik door een decor wandelde waar de acteurs even pauze hadden genomen. Ik bewonderde de stad niet alleen overdag, maar maakte ook een avondwandeling. Het was schitterend. Delen van de stad kwamen met het avondlicht nog beter tot hun recht, en ik kon er prachtige foto’s van maken.

“Inmiddels is goed soms gewoon goed genoeg.”

Genève en Bern bezocht ik in één reis. De straten en de lucht waren schoon, het water helderblauw, en de mensen genoten zichtbaar van het mooie weer. Alles klopte, en toch merkte ik iets geks aan mezelf. De perfectionist in mij werd wakker. Sommige gebouwen had ik gefotografeerd onder een bewolkte lucht, en toen het later opklaarde… ja, toen heb ik écht de hele route opnieuw gedaan om alles opnieuw vast te leggen met zonlicht. Ik moet er nog steeds om lachen. Inmiddels doe ik dat niet meer. Inmiddels is goed soms gewoon goed genoeg.

Ik werd nergens ziek. Ik heb me nooit opgesloten gevoeld tijdens de coronaperiode. Ik ben iemand die goed alleen kan zijn, die niet per se anderen nodig heeft om zich te vermaken. Maar wat me wel opviel, is dat de wereld ineens kleiner werd. Niet door grenzen, maar door het ontbreken van leven. Alles werd stiller. Trager. Minder vanzelfsprekend. En toch — of misschien juist daardoor — werd ik me des te bewuster van wat vrijheid eigenlijk betekent. Niet groots of spectaculair. Maar gewoon: de keuze hebben. Zelf mogen bepalen waar je naartoe gaat, hoe dicht je bij iemand staat, of je even ergens blijft hangen zonder reden. Het zijn die kleine dingen waarvan je pas merkt hoe waardevol ze zijn als ze ineens niet meer mogen.

Corona zette veel stil, maar in mij begon er juist iets te bewegen. Een dieper besef dat reizen niet alleen gaat over waar je heen gaat, maar vooral over dát je kunt gaan. Vrijheid is niet luid. Het is niet iets wat je hoort. Het is juist dat stille gevoel in jezelf, wanneer niemand het je hoeft te geven — omdat je het al leeft.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *