11. Alleen langs muren vol verhalen

Deel I | 0 Reacties

De afgelopen drie reizen — Stockholm, Helsinki en Oslo — maakte ik samen met iemand. Deze keer was ik weer alleen. Acht uur lang zat ik in de trein naar Berlijn. Ik vermaak me meestal prima onderweg: een film op m’n scherm, wat lekkers erbij, en af en toe naar buiten kijken hoe het landschap langzaam voorbij glijdt. Eigenlijk vind ik reizen met de trein fijner dan vliegen. Je hebt de tijd, er is rust, en het voelt minder gejaagd. Maar goed, vliegen is sneller. En meestal ook goedkoper.

Toen ik uitstapte op Berlin Hauptbahnhof, overviel me iets wat ik niet had zien aankomen: eenzaamheid. Het kwam uit het niets, maar sloeg hard in. Ik voelde dat ik alleen was — écht alleen. En ik hoopte dat dat gevoel snel zou verdwijnen. In plaats daarvan kwamen de gedachten in volle vaart binnen: Vier dagen Berlijn… hoe hou ik dat vol met dit gevoel? Misschien kon ik eerder naar huis. Of een hotel boeken, want een hostel — daar had ik nu echt geen zin in. Het voelde alsof ik in de verkeerde film was gestapt. Mijn hoofd ging alle kanten op. Dit was niet hoe het hoorde te voelen.

Mijn hele leven ben ik gevoelig geweest voor somberheid en negatieve gedachten. In mijn puberteit voelde ik me vrijwel dagelijks neerslachtig. Buiten school of werk lag ik het liefst in bed — slapend, om dat nare gevoel maar even niet te hoeven voelen. Op mijn 21e bereikte dat gevoel een piek. De huisarts stelde een depressie vast en schreef antidepressiva voor. Vier maanden lang slikte ik die pillen. Ze werkten: ik voelde me beter, functioneerde goed, en haalde hogere cijfers op school dan ooit. Maar toch knaagde er iets. De pillen hielpen, maar ik voelde ook: dit is niet het hele antwoord. En dus besloot ik te stoppen. Cold turkey.

Ik gooide het roer om. Ging beter eten, hield me aan een strak dag- en nachtritme, en zorgde dat ik elke dag iets te doen had. Vaak pakte ik mijn studenten-OV om zomaar ergens naartoe te reizen. Alles om in beweging te blijven — letterlijk én mentaal.

Gedachten zoals die op het station in Berlijn overvallen me nog weleens. Ze komen vaak zonder waarschuwing, in alle heftigheid. Alsof er geen rem op zit. Maar meestal zit er iets onder, iets wat ik eerder niet had herkend. Een overgang, een leegte, een restje spanning. De trigger is klein, maar de golf die volgt is groot. Dan slaat het me ineens omver — ook al was het eigenlijk al onderweg.

Ze zorgen voor een knoop in mijn maag, een somber gevoel dat nergens vandaan lijkt te komen, en een vermoeidheid die alles trager maakt. Maar ik ben er beter tegen bestand dan vroeger. Ik heb mezelf geleerd om mijn gedachten te bevragen. Zijn ze echt waar? Zijn ze logisch? Wat is nou eigenlijk het ergste dat er kan gebeuren? En steeds weer blijkt: niets is ooit zo erg als mijn hoofd me wil laten geloven.

“Gedachten kunnen hard zijn. Maar als je leert om ze te zien voor wat ze zijn, ontstaat er ruimte.”

In de loop der jaren heb ik positiever leren denken. Het lijkt alsof mijn brein nieuwe paden heeft aangelegd — routes die niet automatisch naar rampscenario’s leiden, maar naar rust, relativering en hoop. Ook mijn angsten zijn stiller geworden. Waar mijn hoofd vroeger duizend beren op de weg zag, zie ik nu ruimte. Misschien zijn ze niet weg, maar ik weet inmiddels hoe ik erlangs kan lopen.

Soms is het belangrijk om dit soort dingen te benoemen. Niet omdat ze bijzonder zijn, maar juist omdat ze zo menselijk zijn. Gevoelens komen en gaan, gedachten kunnen hard zijn. Maar als je leert om ze te zien voor wat ze zijn, ontstaat er ruimte. Ruimte om zachter te worden. Om te ademen. En ergens, tussen al die grijze gedachten, is altijd wel een streepje licht dat de weg wijst. Zelfs op een sombere middag in Berlijn.

Berlijn is een grote stad, en ik heb er flink wat kilometers gewandeld. Ondanks het vervelende gevoel dat maar langzaam wegtrok, probeerde ik zoveel mogelijk te zien. Berlijn ís ook mooi. Rauw, gelaagd, en vol geschiedenis. Je voelt het bijna overal — in de gevels, de pleinen, de stiltes tussen de gebouwen.

Natuurlijk bezocht ik de Berlijnse Muur, of wat daar nog van over is. En dat raakte me. Ik stond daar bij een stuk beton waar ooit een grens liep die families scheidde, levens stopzette, verhalen brak. Zoveel wereldgeschiedenis, op één plek. Zoveel pijn, strijd, en uiteindelijk: vrijheid. Het was vreemd om daar gewoon te kunnen staan, waar anderen ooit niet verder mochten. En terwijl ik daar stond, voelde ik dat er ook in mij iets openbrak. Misschien omdat ik wist: sommige muren zijn gebouwd van steen, andere van gedachten. En allebei kunnen ze gesloopt worden.

Toch was er een onverwacht lichtpunt. Precies in die dagen vond het ‘Festival of Lights’ plaats, waarbij monumentale gebouwen in de stad werden omgetoverd tot kleurrijke kunstwerken van licht. In het donker van Berlijn, zowel buiten als in mij, verscheen ineens iets dat verlichtte. En zo werd mijn eenzame reis toch een beetje lichter. Alsof de stad zelf even tegen me zei: ik zie je.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *