59. Kleine chaos, grote glimlach

Deel II | 0 Reacties

Er zijn genoeg verhalen die ik nog kan vertellen over mijn reisjes. Sommigen hebben de hoofdstukken niet gehaald, maar verdienen toch een eervolle vermelding. Zo versliep ik me bijna voor een vroege vlucht in Vilnius, viel het raam van mijn hotelkamer in New York eruit en liep ik eens veertien kilometer terug naar Faro. Daarbij komt mijn onhandigheid ook weleens naar boven. Zoals die keer dat ik koffie over mijn witte broek morste, vlak naast de scheve toren van Pisa.

Het is een nachtmerrie voor iedere reiziger: je vlucht missen. Of het nu de heen- of terugvlucht is, het is altijd vervelend. Op Londen en Málaga na – die een heel eigen reden hadden – heb ik gelukkig al mijn vluchten gehaald. Al was dat soms nog maar net. Zo ook mijn terugvlucht vanuit Vilnius terug naar Nederland. De dag ervoor had ik alles goed geregeld: de taxi stond gepland voor half zes ’s ochtends, de wekker stond op tijd, en het inpakken kon ik de volgende ochtend nog wel doen. Alle tijd. Alles onder controle. Zou je denken. Ik sliep in een hostel, maar gelukkig had ik daar een eigen kamer. Geen gesnurk of geluid van stapelbedden, gewoon even rust. Drie kwartier voor mijn wekker werd ik wakker. Heerlijk gevoel, dacht ik, ik kan nog even drie kwartier blijven liggen. Niet veel later hoorde ik een wekker die maar bleef afgaan. Waarschijnlijk van iemand die in de gedeelde badkamer een het douchen was.  Na een paar minuten was ik wakker genoeg om op te staan. Terwijl ik me aankleedde, besloot ik even op mijn telefoon te kijken. En toen schrok ik. Op mijn scherm stond de melding ‘wekker gemist’, en over drie minuten was het half zes. Heel even raakte ik in paniek. De taxi zou hooguit tien minuten wachten, en inderdaad: ik zag al een berichtje van de chauffeur dat hij er tien minuten geleden stond. In mijn haast typte ik: I’ll be there in three minutes! en begon alles in mijn tas te proppen. Tanden poetsen sloeg ik maar over. Ik trok snel mijn schoenen aan, liet de kamer zo netjes mogelijk achter, legde de sleutel achter de balie en rende naar buiten. Tot mijn opluchting stond de taxi er nog. De chauffeur moest lachen toen hij me zag: mijn haren door de war, slaap nog in mijn ogen, kleren half rechtgetrokken. Hij zei iets in het Litouws dat waarschijnlijk betekende dat hij dit vaker meemaakte. Ik kon er ook wel om lachen. Eenmaal aangekomen bij het vliegveld gaf ik hem een fooi. Binnen heb ik me eerst even opgefrist. Terwijl ik met natte handen in de spiegel keek, dacht ik: soms komt chaos precies op tijd.

Een paar maanden later was ik in New York, samen met mijn beste vriend. We hadden een hotel met een stapelbed — klein, maar keurig, en op de veertiende verdieping met uitzicht over de stad. Vanuit ons raam konden we de Hudson zien, een park en een zee aan wolkenkrabbers. Ik wilde mijn ouders even laten weten dat we veilig waren aangekomen. Dus schoof ik het raam omhoog en maakte wat foto’s van het uitzicht. Buiten dwarrelde sneeuw, het was ijskoud, en ik besloot het raam snel weer dicht te doen. Ik zette mijn handen tegen de onderste rand en probeerde het raam naar beneden te schuiven, maar het ging wat stroef. De eerste helft lukte nog, maar toen bleef het halverwege hangen. Ik trok iets harder, en ineens kwam de hele bovenkant los. Het raam kantelde naar binnen, ik dook nog net op tijd weg, en het glas spatte uiteen op de punt van het stapelbed. Splinters vlogen door de kamer. Ik zat onder het glas, mijn hart bonsde, maar gelukkig had ik alleen wat krasjes op mijn arm. De receptionist bood uitgebreid excuses aan en gaf ons een kamer op de elfde verdieping. Ik was al blij dat ze me niet vroegen of ik verzekerd was. In de lift naar beneden moest ik lachen. Ik had New York niet alleen gezien, ik had er ook letterlijk een raam op ingeslagen.

Een paar maanden later, op Mallorca, maakte ik opnieuw iets mee dat niet helemaal volgens plan ging. Na een dag vol zon, bergen en smalle straatjes in Valldemossa en Sóller – van die charmante dorpjes die ruiken naar sinaasappelbloesem en vers brood – reden we met de bus terug naar Palma de Mallorca. Op de heenweg hadden we een overstap gehad, omdat verschillende mensen op andere plekken werden opgehaald. Ik zat achterin, moe maar voldaan, met mijn oordopjes in en wat soul en jazz op. Af en toe hoorde ik de gids vaag praten door de microfoon. Na een tijdje keek ik uit het raam en kreeg het gevoel dat we de verkeerde kant op reden. Bij navraag bleek dat sommige mensen moesten overstappen – waaronder ik. Dat had ik dus volledig gemist. Ik stapte uit bij een kustplaatsje met een brede boulevard, waar de zee zacht tegen de kade sloeg en het licht van de namiddag alles goud kleurde. Ik bestelde een koud drankje, keek over het water en voelde me allesbehalve verdwaald. Toen ik opzocht hoe ver mijn hostel nog was, zag ik dat het veertien kilometer verderop lag. Omdat ik de kustlijn kon blijven volgen, besloot ik terug te lopen. Langs het water, over stranden en rotsen, met de wind in mijn gezicht. Onderweg zag ik hoe de kathedraal van Palma langzaam in beeld kwam. Het was een wandeling die ik niet gepland had, maar die precies goed voelde. Soms brengt verdwalen je beter thuis dan de bus ooit had gekund.

De derde dag in Pisa begon rustig. Ik had een fijn terras gevonden waar ik de dagen ervoor ook al lekker had ontbeten. Vanaf daar had ik mooi uitzicht op de scheve toren. De serveerster herkende me al toen ik ging zitten. Ik bestelde mijn gebruikelijke cappuccino en croissant en liet de ochtend rustig beginnen. Toen mijn ontbijt kwam, wilde ik mijn bestek pakken, dat iets verder bij de rand van de tafel lag. Ik strekte mijn arm, haalde hem iets te laag terug en stootte mijn cappuccino om. Een bruine golf over de tafel, zo mijn witte korte broek in. Ik keek naar beneden en kon het bijna niet geloven. De serveerster kwam aangesneld met een doekje en een verontschuldigende glimlach, terwijl ik met servetjes probeerde te redden wat er te redden viel. Maar het was kansloos: mijn broek was doordrenkt. En natuurlijk, het was de enige korte broek die ik mee had. Dus liep ik – nog half dampend van de koffie – naar de dichtstbijzijnde winkel. De geur van koffie liep met me mee. In de winkel paste ik de eerste de beste broek, die gelukkig goed zat, en rekende af. In de rij keek iemand om, waarschijnlijk omdat ik nog steeds rook alsof ik een barista had omhelst. Ik glimlachte maar. Wat kun je anders doen? Reizen leert je veel, maar vooral dit: zelfspot weegt lichter dan een natte broek.

Soms zit groei niet in de grote avonturen, maar juist in kleine momenten van chaos. In haast, schrik of geklungel – en in de glimlach die volgt als alles uiteindelijk tóch goedkomt. Misschien zijn dat wel de verhalen die het meest over mij zeggen.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *