Tussen mijn diensten door ontdekte ik dat ik vier dagen vrij had. Precies genoeg om er even tussenuit te gaan. De herfst had Nederland inmiddels stevig in haar greep: regen, wind, grauwheid. Nog één keer de zon opzoeken, althans dat dacht ik. Porto leek me daar perfect voor. Dat het juist die dagen samen zou vallen met de Tweede Kamerverkiezingen, voelde als een klein cadeau. Normaal neem ik dan vrij om alles te kunnen volgen — de debatten, de analyses, de uitslagen tot diep in de nacht. Voor veel mensen een detail, maar voor mij een van de hoogtepunten van het jaar.
Ik plande mijn dagen strak: twee dagen Porto, daarna een dag naar Braga en een dag naar Santiago de Compostela. Overdag steden ontdekken, ’s avonds met mijn laptop in het hotel, volledig in de verkiezingssfeer. Slapen kon na de reis wel weer. Al sinds mijn zestiende ben ik gefascineerd door politiek. Het boeit me hoe partijen, elk vanuit hun eigen overtuiging, proberen bij te dragen aan de toekomst van ons land. Ik geloof ook echt dat — los van links, rechts of midden — iedereen in de kern het beste voor Nederland wil. Wat ik soms jammer vind, is dat het debat zo vaak verzandt in verwijten. Iedereen wijst naar elkaar in plaats van met elkaar te praten. Natuurlijk moet je verschillen benoemen; mensen moeten weten waar ze voor kiezen. Maar het zou verfrissend zijn als een politicus soms gewoon kon zeggen: “Daar heeft de ander wel een punt.”
“In zulke gesprekken zit voor mij de waarde: niet winnen, maar leren.”
Juist daarom ga ik graag het gesprek aan met mensen die anders denken dan ik. Niet om te overtuigen, maar om te begrijpen. Soms ben ik het oneens en leg ik rustig mijn visie uit. Soms ontdek ik dat de ander eigenlijk gelijk heeft — en dan geef ik dat ook toe. In zulke gesprekken zit voor mij de waarde: niet winnen, maar leren. Blijf je in je eigen bubbel, dan groeit je blik niet.
De eerste dag in Porto begon anders dan gehoopt: regen. Geen milde motregen, maar van die Portugese plensbuien waarbij het water over de straten stroomt alsof het er altijd hoort. Het was eigenlijk niet de beste tijd van het jaar om hier te zijn, maar met een paraplu kom je een heel eind — al niet met droge sokken. Mijn schoenen sopten bij elke stap, maar ik liep gewoon door. Langs de rivier de Douro hing een grijze waas boven het water. De huizen aan de overkant kleurden daar juist mooi tegen af: okergeel, oudroze en zachtblauw. Ondanks het weer had de stad iets levends, iets zachts. Iedereen liep met een paraplu en een dikke jas. Ik ook — nou ja, met een paraplu in een t-shirt. De enige in heel Porto. Maar de temperatuur was aangenaam, bijna warm zelfs.
De Ponte Dom Luís I stak indrukwekkend boven alles uit, een stalen boogbrug die de stad in tweeën verdeelt. Ik liep naar boven, over de hoogste laag van de brug, en keek uit over de daken van Porto. De stad bleek kleiner dan ik dacht: compact, kronkelig en vol kleur. In de smalle straatjes rook het naar versgebakken brood en natte stenen. Wanneer het weer even losbarstte, dook ik een café in voor een cappuccino. Geen haast. Geen plan. Alleen de stad.
Die avond keek ik in mijn hotel naar de laatste debatten. De volgende ochtend vertrok ik vroeg met de trein naar Braga — een rit van ongeveer een uur, langs groene heuvels, wijngaarden en kleine dorpen waar de waslijnen vol hingen met natte kleren. Braga voelde meteen overzichtelijk en rustig, met een oude binnenstad vol pleinen en historische gevels.
Eén plek wilde ik sowieso zien: de Bom Jesus do Monte — een kerk bovenop een heuvel, bekend om haar monumentale trappen. De zon had de regen eindelijk verdrongen en het licht brak warm door. Ik kon met de bus omhoog, maar koos voor de wandeling. Anderhalf uur klimmen, deels over stenen trappen en paden die hier en daar glad waren van de regen. Op een gegeven moment liep ik zelfs over wat ooit een waterval moet zijn geweest — nu droog, maar nog steeds uitdagend om te beklimmen. Boven aangekomen keek ik uit over de stad. De witte gevel van de kerk glansde in het zonlicht, en de trappen zigzagden omlaag als een marmeren slang door het groen. Toen ik later afdaalde en even omkeek, zag ik het pad dat ik net had afgelegd. Een trap vol treden, inspanning en voldoening.
Die avond keek ik opnieuw naar de verkiezingen. De uitslagen lieten op zich wachten, de reacties waren verdeeld, maar het viel allemaal mee. Ik keek niet tot diep in de nacht; het meeste nieuws zou de volgende ochtend pas komen. De dag erna stond een trip gepland naar Santiago de Compostela.
De rit duurde ruim drie uur, langs dorpen en de Atlantische kust. Onderweg zag ik pelgrims lopen — mensen met grote rugzakken, wandelschoenen, en dat typische trage, doelgerichte tempo. Voor velen is Santiago het eindpunt van een lange pelgrimstocht: een spirituele reis die je vanuit verschillende plekken in Europa kunt beginnen, met de vrijheid om zelf te bepalen waar jouw route start. Er zijn tenslotte meerdere wegen die naar hetzelfde doel leiden. Voor mij was het een dagtrip, maar wel een die indruk maakte. De kathedraal was imposant, met torens die boven alles uittorenden. Ik liep door de oude straatjes, bezocht de kerk van binnen en eindigde in een park met uitzicht over de stad.
Mijn laatste dag in Porto was opnieuw nat. De regen kwam met bakken uit de lucht, maar dat hoorde er inmiddels bij. De stad was nog even mooi — alleen een beetje grauwer. Toch had ik een goed gevoel. Ik had veel gezien, mijn hoofd leeggemaakt en iets nieuws opgestoken. In een klein café at ik mijn ontbijt, keek nog één keer over de Douro en dacht: reizen en politiek — twee werelden die zelden samenkomen — hadden elkaar die dagen toch mooi even gevonden.
Thuis pakte ik uit, en meteen weer in. Over een paar dagen naar mijn 55e land: Cyprus. Waar, als het goed is, eindelijk weer de zon schijnt.





					
0 reacties