Een jaar eerder had ik deze reis al vastgelegd met mijn goede vriend, met wie ik elk jaar een avontuur beleef. Dit keer geen Europese stad, maar New York. De stad die nooit slaapt, The Big Apple – een droom die eindelijk werkelijkheid zou worden. Jarenlang stond ze bovenaan mijn lijst, en nu was het zover: ik ging er echt naartoe.
Amerika kende ik tot dan toe alleen van het nieuws, en dat volgde ik met bovengemiddelde interesse – zeker de presidentsverkiezingen. Voor mij was het een land van uitersten: groots en meeslepend, patriottisch en vol heldenverering. Een wereldspeler van formaat. Nederland voelt in vergelijking soms klein, nuchter en klagerig. Wij steken graag de draak met die ‘gekke Amerikanen’, maar diep van binnen kijk ik met bewondering naar dat land. Juist die mix van afstand en fascinatie maakte dat deze reis zoveel meer zou worden dan alleen een stedentrip. New York bevestigde alles wat ik dacht – en liet me tegelijk zien hoe weinig ik eigenlijk wist.
Al bij de eerste stap die ik in de stad zette, werd ik overweldigd door de wolkenkrabbers, de immense billboards en de statige gebouwen die zich als een decor om me heen ontvouwden. Alles voelde groter, intenser, levendiger. Het was winter: een dunne sneeuwlaag bedekte de straten, soms dwarrelden nieuwe vlokken naar beneden. Het was fris, maar we waren goed ingepakt en klaar voor dagen vol ontdekking. Ons hotel lag in Manhattan, de perfecte uitvalsbasis om de stad in al haar facetten te verkennen. Vanaf daar trokken we eropuit: langs de iconische bezienswaardigheden, een dagtocht naar Washington, en een avond waarop we luidkeels de New York Islanders toejuichten tijdens een ijshockeywedstrijd.
In de verte zagen we de torens van het WTC al boven de stad uitsteken. We besloten naar de hoogste toren te gaan. Maar voordat we naar binnenliepen, kwamen we langs de gedenkplek – twee immense, lege bassins op de plek waar ooit de Twin Towers stonden. Langs de randen stroomde water naar beneden, alsof de stad zelf tranen liet. Het maakte diepe indruk. Als kind had ik 9/11 bewust meegemaakt, urenlang het nieuws gevolgd, elk beeld in mijn geheugen gegrift. Vanaf dat moment leek de wereld voorgoed veranderd. En nu stond ik hier, zoveel jaren later, oog in oog met diezelfde plek. Op de randen waren de namen gegraveerd van de duizenden mensen die die dag omkwamen. Elke naam een leven, elk leven een verhaal.
Toen we de hoogste toren van het WTC binnenliepen en de lift instapten, begon het avontuur meteen. De muren van de cabine veranderden in schermen, alsof ze oplosten. In minder dan een minuut schoten we omhoog, terwijl voor onze ogen de geschiedenis van New York voorbijtrok: van de eerste nederzettingen langs de Hudson, via de groei van straten en wolkenkrabbers, tot de bruisende metropool van nu. Het voelde alsof je eeuwen stadsgeschiedenis doorvloog, samengeperst in 47 seconden. Met meeslepende muziek op de achtergrond was dit al een beleving op zich. Boven aangekomen wachtte het hoogtepunt: een uitzicht dat je de adem beneemt. Van bovenaf strekte de stad zich eindeloos uit. Straten als aderen, gebouwen als bergketens van staal en glas – New York lag aan onze voeten. Diezelfde avond gingen we naar het Empire State Building. Daar zagen we dezelfde stad opnieuw, maar dit keer in het donker. Duizenden lichtjes fonkelden als een zee van sterren, helikopters zweefden boven de daken, en beneden krioelde het verkeer als een levend organisme. Twee uitzichten, één stad – en toch een wereld van verschil.
Een ijshockeywedstrijd mocht natuurlijk niet ontbreken – de New York Islanders tegen de Vegas Golden Knights. Als echte hockeyfans namen we plaats op de tribune, gewapend met een hotdog en een blik bier waarvoor we bijna meer betaalden dan voor de wedstrijd zelf. Maar het was het waard. Nog voordat de puck op het ijs lag, werd het publiek opgezweept. Op de schermen verscheen steeds opnieuw LET’S GO ISLANDERS, begeleid door een orgeldeuntje waar iedereen ritmisch op mee klapte. De tribune veranderde in een kolkende massa. Tussendoor werden een paar veteranen geëerd die voor het land hadden gediend. Daarna klonk het volkslied. Duizenden stemmen zongen uit volle borst mee. Kippenvel. Het applaus na afloop daverde door de hele hal. De wedstrijd zelf was spannend, maar eigenlijk was het spektakel eromheen minstens zo indrukwekkend. Om de paar minuten werden reclames over het gehele ijs geprojecteerd, alsof het speelveld zelf in een scherm veranderde. Twee presentatoren analyseerden de wedstrijd op z’n Amerikaans: luid, energiek en met veel bombarie. En telkens als het spel weer verder ging, barstte de muziek los en bulderde het publiek opnieuw: LET’S GO ISLANDERS! Het was groots, meeslepend en compleet Amerikaans – een ervaring die we voor geen goud hadden willen missen.
In de dagen die volgden doken we steeds dieper de stad in. Elk stadsdeel had zijn eigen karakter, alsof New York uit vijf werelden bestond die samen één stad vormden. Manhattan was het bruisende hart, waar alles leek te draaien om snelheid en ambitie. Brooklyn voelde creatiever en ruiger, met wijken vol street art, koffietentjes en een relaxte sfeer. In de Bronx proefden we de oorsprong van de hiphopcultuur en zagen we hoe trots en identiteit daar samenkwamen. Queens verraste met zijn enorme diversiteit – je hoorde er tientallen talen op straat – en op Staten Island vonden we juist rust en ruimte, een kant van New York die vaak onderbelicht blijft. We maakten een boottocht langs het Vrijheidsbeeld, dat statig boven de golven uit torende. Het voelde onwerkelijk om dit icoon van vrijheid en hoop van zo dichtbij te zien, een beeld dat je zó vaak op tv of in films tegenkomt, maar dat in werkelijkheid nog veel indrukwekkender is. ’s Avonds lieten we ons meeslepen door de magie van Broadway. De lichten, de muziek, het enthousiasme van de zaal – het was een theaterervaring die je niet alleen ziet, maar voelt. En alsof de reis nog niet genoeg herinneringen opleverde, besloot ik ook een blijvend aandenken te maken: een tattoo. In een kleine tattooshop in Manhattan liet ik de inkt zetten. Terwijl de naald zoemde, voelde ik dat dit meer was dan een souvenir; het was een stukje New York dat ik voor altijd met me mee zou dragen.
Ik heb altijd al het Witte Huis, het nationaal monument en het Kapitool willen zien – juist ook omdat ik elke presidentsverkiezing op de voet volg. Washington ligt drie uur met de trein van New York af, dus dit was een mooie kans om de hoofdstad nog even te bezichtigen. In alle eerlijkheid: de stad op zichzelf was niet zoveel aan. Maar de gebouwen die je altijd op het nieuws of in films ziet langskomen, waren indrukwekkend. Opvallend was hoeveel beveiliging er in de stad aanwezig was. Er was op dat moment een belangrijke gast bij president Trump op bezoek en dat kon je merken. Alle overheids- en andere belangrijke gebouwen waren met hekken afgezet en omringd door beveiliging. Terwijl ik in de avond – toen iedereen weg was – nog hele mooie foto’s van het Kapitool kon maken. Ik kon bij wijze van spreken zo naar binnen lopen.
New York was overweldigend, groots en soms bijna te veel om in één keer te bevatten. Maar juist dat maakte de stad onvergetelijk: elke straathoek had een verhaal, elk moment voelde groter dan ikzelf. Ik vertrok met het gevoel dat ik er maar een glimp van had opgevangen – en toch had ik er al een stukje van mee naar huis genomen.
“Elke straathoek had een verhaal, elk moment voelde groter dan ikzelf.”





					
0 reacties